affietsen
- af·fiet·sen
- samenstelling van af bw en fietsen ww
affietsen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
affietsen |
fietste af |
afgefietst |
zwak -t | volledig |
- tot het einde toe fietsen
- zich uitputten door te fietsen
- Het woord affietsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "affietsen" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be