• af·drift
enkelvoud meervoud
naamwoord afdrift -
verkleinwoord - -

de afdriftv / m

  1. (scheepvaart) zijdelingse afwijking van de koers, die een schip wil volgen, ten gevolge van de werking van stroming of wind
45 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[2]