• adu·la·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord adulatie
verkleinwoord

de adulatiev

  1. verering
     De glorie gaat Bernard Haitink al jaren vooruit: hij hoeft zijn neus maar te laten zien in het Concertgebouw, of het publiek barst uit in extase. Het is bijna vijftig jaar geleden dat de nu 83-jarige dirigent benoemd werd tot chef van het Concertgebouworkest, en hij is er ook alweer bijna een kwart eeuw weg, wat misschien heeft bijgedragen tot de adulatie die hem ten deel valt.[2]
45 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[3]
  1. adulatie op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    FRITS VAN DER WAA
    “Ontdekkingsreis in het bekende” (23 februari 2012), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be