adjudiceren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: adjudiceren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ad·ju·di·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
Werkwoord
adjudiceren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adjudiceren |
adjudiceerde |
geadjudiceerd |
zwak -d | volledig |
- toewijzen door een rechter
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'adjudiceren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adjudiceren" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ adjudiceren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be