• toe·be·de·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toebedelen
bedeelde toe
toebedeeld
zwak -d volledig

toebedelen

  1. ditransitief een deel aan iemand toewijzen
    • Hij kreeg ook een paar centen toebedeeld, maar het leeuwendeel ging aan zijn neus voorbij. 
     Deze slangenman kreeg direct de trailnaam Rattlesnake toebedeeld en toen ik een beetje was bekomen van de schrik vroeg ik of ik de slang ook even mocht vasthouden.[1]
94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be