adjacent
Engels
Uitspraak
- Geluid: adjacent (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈdʒeɪ.sənt/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse woord adjacens (adjacent-), het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord adjacere (= grenzen aan) met het voorvoegsel ad-.
Woordafbreking
- ad·ja·cent
Bijvoeglijk naamwoord
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
adjacent | - | - |
adjacent
- aangrenzend, aanliggend, aanpalend, belendend
- «The dialect is spoken in Amsterdam and adjacent areas.»
- Het dialect wordt gesproken in Amsterdam en aangrenzende gebieden.
- «The dialect is spoken in Amsterdam and adjacent areas.»
Vaste voorzetsels
- adjacent to
Synoniemen
- abutting
- adjoining
- bordering
- conterminous
- contiguous
- flanking
- fringing
- joining
- juxtaposed
- neighboring
- touching
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- adjacent angles
aangrenzende hoeken
- to be adjacent to
grenzen aan
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | adjacent | adjacents |
vrouwelijk | adjacente | adjacentes |
Bijvoeglijk naamwoord
adjacent