adelantarse
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adelantarse |
adelantaba |
adelantado |
volledig |
adelantarse
- a·de·lan·tar·se
- wederkerend voorlopen (van de klok)
- vooruitsteken, uitsteken
- vooruitgaan
- anticiperen, vooruitlopen
- [4] anticiparse