achtpuntig
  • acht·pun·tig
stellend
onverbogen achtpuntig
verbogen achtpuntige
partitief achtpuntigs

achtpuntig [1]

  1. met acht punten
     Musicalster Pia Douwes heeft vandaag in Den Haag een speciale onderscheiding gekregen voor haar verdiensten voor de Oostenrijks-Nederlandse betrekkingen. Ze kreeg het Gouden Ereteken van Verdienste voor de Republiek Oostenrijk, een achtpuntig kruis, van ambassadeur Heidemaria Gürer.[2]
     Een sms-verkiezing leverde een afbeelding van het Maltezer kruis op als winnaar. Ook het wapen van Malta en een afbeelding van een prehistorische tempel komen op de munten. Een afbeelding van de doop van Jezus Christus won in een soortgelijke verkiezing die in januari werd gehouden, maar daarop regende het klachten dat het achtpuntige Maltezer kruis tot de opties had moeten behoren. In het rooms-katholieke Malta gingen ook stemmen op dat een beeltenis van Jezus niet op een munt thuishoort. Daarop volgde de herverkiezing.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Oostenrijk eert Pia Douwes met speciale onderscheiding om rol in betrekkingen” (01-03-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Johannes de Doper komt niet op Maltezer euro” (14 juni 2006), Reformatorisch Dagblad