De achterloopsheid wordt aangeven door de bovenste en onderste rode pijl
  • ach·ter·loops·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord achterloopsheid achterloopsheden
verkleinwoord

de achterloopsheidv

  1. (waterbeheer) het verschijnsel dat er water langs een kunstwerk stroomt als gevolg van een groot waterstandsverschil.
      Bij de bewerking van de fundeering dient er van te worden uitgegaan, dat moet worden verkregen voldoende draagkracht, goede aanhechting van de beton, voldoende weerstand tegen afschuiving, beheersching en beperking van den opwaartschen druk, verhindering van het ontstaan van onder- en achterloopsheid en verhindering van uitspoeling beneden den dam bij de uitmondingen van de overlaat- en aftapopeningen[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    W.T. Visser
    Massieve Betondammen (1940) in: De ingenieur  , jrg. 55 nr. 49, blz. B141