• ach·ter·kaft
enkelvoud meervoud
naamwoord achterkaft achterkaften
verkleinwoord

de achterkaftv / m, het achterkafto

  1. achterkant van een schrift of tijdschrift die meestal gemaakt is van wat dikker gekleurd papier of karton
  2. deel van een papieren omhulsel van een boek dat de achterkant van dat boek bedekt
     ”Refuseniks” is een bewerking van Buwalda’s proefschrift uit 1995. De auteur laat zien hoe de Nederlandse ambassade, in weerwil van allerlei problemen en met de vereiste diplomatieke tact, zo veel mogelijk Joden uit de Sovjet-Unie probeerde weg te krijgen. Hoewel het onderwerp zonder meer interessant is, is het boek wat aan de droge kant. Van een „meeslepend” werk, zoals de achterkaft vermeldt, is in dat opzicht zeker geen sprake.[1]
  1.   Weblink bron
    Dick Tromp
    “Refuseniks lieten Rusland achter zich” (7 december 2005), Reformatorisch Dagblad