achtergrondgeluid

  • ach·ter·grond·ge·luid
enkelvoud meervoud
naamwoord achtergrondgeluid achtergrondgeluiden
verkleinwoord achtergrondgeluidje achtergrondgeluidjes

het achtergrondgeluido

  1. onduidelijk, niet helder geluid dat van verder weg komt dat weinig bruikbare informatie bevat
     Terwijl hij nog allerlei andere stukken tekende, machtigingen meest, heette Bergsma de oprichtingsakte niets anders te zijn dan een excerpt van het prospectus, maar hij hoorde het alles slechts nog als een achtergrondgeluid, een bries in de bomen.[2]
     Tijdens zo'n test krijg je een aantal simpele woorden te horen, met meer of minder ruis op de achtergrond. Zo wordt gemeten hoeveel je in een rumoerige omgeving kan verstaan. Een van de eerste signalen van gehoorschade is dat het lastig is om mensen te begrijpen als er veel achtergrondgeluid is.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron “'Een kwart van de jonge mensen heeft gehoorschade'” (10-04-2015), NOS