Naar frequentie 2190
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord accusare.
vervoeging
onbepaalde wijs to  accuse 
he/she/it  accuses 
verleden tijd  accused 
voltooid
deelwoord
 accused 
onvoltooid
deelwoord
 accusing 
gebiedende wijs  accuse 

accuse

  1. overgankelijk (~of) aanklagen, beschuldigen, betichten


vervoeging van
accuser

accuse

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van accuser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van accuser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van accuser