accusare

  1. beschuldigen


  • IPA: /ˌakkuːˈsaːrɛ/
  • ac·cu·sa·re
  • Werkwoordelijke afleiding van causa met het voorvoegsel ad-.
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
ăccūsāre accūso ăccūsāvi ăccūsātum
eerste vervoeging volledig

ǎccūsāre

  1. aanklagen, beschuldigen
  2. zich beklagen (over)