• ac·cen·tu·e·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord accentuering accentueringen
verkleinwoord - -

de accentueringv

  1. presentatie op zo'n manier dat het als onderdeel extra opvalt
     Het brute en het uitgesproken masculiene heeft sinds #MeToo toch al een slechte pers en accentuering van typisch mannelijke eigenschappen als beharing is daarom niet en vogue. Zie de slordige stoppelbaard van Harvey Weinstein, die nu vooral afgrijzen wekt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Warna Oosterbaan
    “Er moet een idee zitten achter lichaamshaar” (30 november 2018) op nrc.nl