Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse woord abactor.
enkelvoud meervoud
abactor abactors

Zelfstandig naamwoord

abactor

  1. (verouderd) veedief[1]

Verwijzingen

  1. Johnson
    , Samuel
    ; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 54. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.

Latijn

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

abāctor m

  1. veedief
  2. ontvoeder
Verbuiging