Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aarts·schurk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aartsschurk aartsschurken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aartsschurkm

  1. iemand die een hele erge misdadiger is
     Het moet wel een aartsschurk zijn, die Fomin, zei Grinjevitsj, doelend op een van de personen over wie de zaak ging, die zij onderhanden hadden.[1]
     Talkshowpresentator Rush Limbaugh, die door Clinton in zijn boek als aartsschurk wordt geportreteerd, begon in de aanloop naar de verschijning van My Life het boek al meteen te betitelen als My Lie (mijn leugen).[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  2.   Weblink bron “Gemengde reacties op Clintons memoires” (22 juni 2004), Reformatorisch Dagblad