aardappelvork
- aard·ap·pel·vork
- samenstelling van aardappel en vork
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardappelvork | aardappelvorken |
verkleinwoord | aardappelvorkje | aardappelvorkjes |
- landbouwwerktuig voor het oogsten van aardappels
- Toen het land heel nat was en er geen machines op het land konden rijden, moest de boer oogsten met de aardappelvork
- Het woord 'aardappelvork' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.