aardappelschijfje

  • aard·ap·pel·schijf·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord aardappelschijfje aardappelschijfjes

het aardappelschijfjeo

  1. een plakje van een aardappel
     Wat kan er in vredesnaam misgaan met biefstuk? Een heleboel. De biefstuk is een matras tussen zijn tanden, de koolsla is te grof gesneden en de dressing is te zuur. De aardappelschijfjes zijn zompig en vet.[1]
     Je bent een gefrituurd aardappelschijfje, daar doe je niks aan. De variatie moet je daarbuiten vinden, in vergezochte smaken, zodat het onmiskenbaar chips blijft en tegelijkertijd iets nieuws wordt.[2]
  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron
    Klaas Knooihuizen
    “Chips is prachtige metafoor voor muzikaal falen” (29/10/2015), HP de Tijd