• aard·ap·pel·koek
enkelvoud meervoud
naamwoord aardappelkoek aardappelkoeken
verkleinwoord aardappelkoekje aardappelkoekjes

de aardappelkoekm

  1. koek gemaakt van aardappelmeel
     Wij, de huisgenoten, dienden het gekruide bier en de punch, de saffraankoek, de aardappelkoek, pasteitjes en peperkoek rond, zoals op Menfreya door vele generaties op Kerstmis was gedaan.[1]
     Aardappelkoek, naar het recept van de vader van Ronald: Je laat jezelf toch niet door een kóókboek vertellen wat je moet doen? Ziehier in een notendop de levensfilosofie van Gipharts vader Rob.[2]



  1. Victoria Holt
    “Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878
  2.   Weblink bron “Aardappelkoek, naar het recept van de vader van Ronald” (11-08-2018), Tubantia