Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zui·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanzuiging aanzuigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aanzuiging v [1]

  1. het door het veroorzaken van een negatieve druk iets naar zich toe trekken
     De hele benedenverdieping stond vol rook, waarna de brandweer besloot het ventilatiesysteem in het pand uit te zetten en op onderzoek te gaan naar de haard. Snel bleek dat het om bladeren ging die in de brandende zon smeulden en voor rook zorgden. De aanzuiging van het ventilatiesysteem bleek de rook van de bladeren in het pand te hebben gepompt.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Brandweer ontruimt verpleeghuis Eugeria vanwege rookontwikkeling” (03-08-2013), Tubantia