Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wa·te·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanwateren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanwateren
waterde aan
aangewaterd
zwak -d volledig
  1. vochtig maken, met name van zand
    • Directielid A. Bemelmans van zandfabrikant Smals in Herten bij Roermond herinnert zich zandkunstenaar Kirk nog levendig. 'Hij wilde een bepaalde korrelopbouw, met een grote haakweerstand, het moest zich goed laten aanwateren en vast aanstampen. We hebben wat mengsels voor hem gemaakt. Hij stak zijn hand erin en wees meteen aan wat hij hebben moest.'Sindsdien voert Smals in zijn assortiment SCULPsanD, een gedeponeerd merk. '[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. De Volkskrant MARTIJN VAN CALMTHOUT 23 augustus 1997, Extremisme aan zee