aanvijlen
Niet te verwarren met: aanveilen |
- aan·vij·len
- samenstelling van aan bw en vijlen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvijlen |
vijlde aan |
aangevijld |
zwak -d | volledig |
aanvijlen [1]
- een product afmaken door het te vijlen
- met grote spoed vijlen
- [1] bijvijlen
- Het woord 'aanvijlen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvijlen" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be