• aan·trek·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord aantrekker aantrekkers
verkleinwoord

de aantrekkerm

  1. (wielrennen) gangmaker voor een sprinter
     Mark Cavendish heeft in de Tour de France van zijn comeback zijn vierde etappe gewonnen. In de massasprint Carcassonne drukte hij zijn wiel nota bene voor zijn eigen aantrekker Michael Mørkøv over de streep. Jasper Philipsen (Alpecin) werd derde.[2]
  2. hulpmiddel voor het aantrekken van schoenen, laarzen of andere kledingstukken
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Cavendish naast zegekoning Merckx: Brit sprint in Carcassonne naar 34ste zege” (09-07-2021), NOS