Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·plak·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanplakking aanplakkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanplakkingv

  1. de keer dat men een affiche of reclamebiljet ergens aanplakt
  2. iets dat ergens aan is vastgekoekt
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen