aanpassingsmodus
- aan·pas·sings·mo·dus
- samenstelling van aanpassing zn en modus zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanpassingsmodus | aanpassingsmodi |
verkleinwoord |
de aanpassingsmodus m
- een wijze van handelen en doen die gericht is op het zich aanpassen aan de omstandigheden
- ▸ Onder zwarte paraplu's komen nog twee gestalten dichterbij: baard en jasje. Het is haar een raadsel hoe die op de hoogte zijn van Gotes overlijden. Maar in deze streek heeft de zandgrond nu eenmaal oren. Ze knikken beleefd in het rond en gaan wat afzijdig staan, zoals de coronarichtlijnen het voorschrijven. Outlaws in aanpassingsmodus.[1]
- Het woord 'aanpassingsmodus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186