Aanmaakhout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·maak·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanmaakhout -
verkleinwoord aanmaakhoutje aanmaakhoutjes

Zelfstandig naamwoord

het aanmaakhouto

  1. hout om vuur aan te maken
     Daarna begon ik de stapeltjes hout en aanmaakhoutjes op te ruimen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. aanmaakhout op website: Etymologiebank.nl
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477