aanloeren
- aan·loe·ren
- samenstelling van aan bw en loeren ww
aanloeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanloeren |
loerde aan |
aangeloerd |
zwak -d | volledig |
- bespieden, bekijken
- ▸ Het feit dat je elkaar elke keer weer kunt verrassen met humor maakt dat je niet op elkaar uitgekeken raakt. Maar ook omdat we elkaar onze eigen dingen gunnen. Dan krijg je niet dat wat je soms ziet bij bands die jarenlang met elkaar toeren en elkaar in de kleedkamer vanuit een hoekje alleen nog maar een beetje aanloeren.[2]
- Het woord 'aanloeren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanloeren" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Flink aanpoten voor Fokke & Sukke” (23-09-2018), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be