Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klam·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklamping aanklampingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanklampingv

  1. het op een hinderlijke wijze aangesproken of gestopt worden
  2. het zich nog net kunnen aanhaken bij de rest
  3. het bevestigen van iets
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen