Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·be·vo·le·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbevolene aanbevolenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanbevolenem

  1. (persoon) iemand die is aangeraden
    • De aanbevolene voelde zich vereerd. 

Gangbaarheid