aaktjalk
- aak·tjalk
- samenstelling van aak zn en tjalk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aaktjalk | aaktjalken |
verkleinwoord | aaktjalkje | aaktjalkjes |
- (scheepvaart) lang vaartuig met een platte bodem en een brede boeg meestal gebruikt om vracht te vervoeren; tjalk die verbouwd is tot een aak
- ▸ Aaktjalk: houten vrachtschip met de rechte gestrekte lijn en een voorschip met heve zoals een aak, maar een achterschip dat meer lijkt op dat van een tjalk en ook de veel rondere zijdes en kimmen, het berghout en gladboordige bouwwijze heeft het schip van de tjalk. Tamelijk volgebouwd schip, zonder roef.[2]
- Het woord 'aaktjalk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron de binnenvaart“~aaktjalk:”, De Morgen