aakschipper
- Geluid: aakschipper (hulp, bestand)
- aak·schip·per
- samenstelling van aak zn en schipper zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aakschipper | aakschippers |
verkleinwoord |
de aakschipper m
- (scheepvaart) (beroep) iemand die op een aak vaart als schipper
- Het woord 'aakschipper' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.