• Zuid-·Ame·ri·kaan·se
enkelvoud meervoud
naamwoord Zuid-Amerikaanse Zuid-Amerikaansen
verkleinwoord - -

de Zuid-Amerikaansem

  1. (demoniem) vrouwelijke inwoner van Zuid-Amerika, of vrouw afkomstig uit Zuid-Amerika
     De Zuid-Amerikaanse heeft zelf haar kraaienpootjes weg laten spuiten en haar voorhoofd laten gladmaken.[1]

Zuid-Amerikaanse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Zuid-Amerikaans
     Vroeg contact tussen Zuid-Amerika en andere Polynesische volkeren is al wel langer duidelijk, door de dna-analyses maar ook door Polynesische kippenbotjes in Zuid-Amerika en Zuid-Amerikaanse zoete aardappelen in Polynesië.[2]
  1.   Weblink bron
    Ilse van Heusden
    “Botox vóór de lijntjes diep zijn” (9 augustus 2013) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Hendrik Spiering
    “Eerste bewoners van Paaseiland hadden rechtstreekse contacten met mensen 3.500 km verderop” (11 september 2024) op nrc.nl