• Zuid-·Ame·ri·kaan
enkelvoud meervoud
naamwoord Zuid-Amerikaan Zuid-Amerikanen
verkleinwoord - -

de Zuid-Amerikaanm

  1. (demoniem) een inwoner van Zuid-Amerika, of iemand afkomstig uit Zuid-Amerika
     Onlangs werden op deze plek meerdere mogelijke uitvinders van de omhaal genoemd. Wie kwam als eerst op het idee om met de voeten in de lucht en de rug bij het gras, achterwaarts te trappen? Hoe verdeeld de opvattingen ook zijn, de meeste historici zijn het erover eens dat het een Zuid-Amerikaan was: een Braziliaan, een Peruviaan of een Chileen. Allen hebben ze hun eigen naam voor de beweging.[1]
  1.   Weblink bron
    Peter Zantingh
    “Rovesciata” (1 juli 2014) op nrc.nl