• Zier·kür·bis
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Zier en Kürbis
enkelvoud meervoud
nominatief der Zierkürbis die Zierkürbisse
genitief des Zierkürbisses der Zierkürbisse
datief dem Zierkürbis den Zierkürbissen
accusatief den Zierkürbis die Zierkürbisse

Zierkürbis, m

  1. (plantkunde), (tuinieren) sierpompoen
    «Der Rummel um Halloween und der Anbau von Zierkürbissen sind eng miteinander verknüpft.»
    De hype rond Halloween en de teelt van sierpompoenen zijn nauw met elkaar verbonden.