Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zaan·tje
Woordherkomst en -opbouw

Eigennaam

Zaantje o

  1. (toponiem) (informeel) Zaankant
    • Na vier weken rondreizen is het fijn weer in het Zaantje te zijn. 
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

het Zaantjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord Zaan

Gangbaarheid