Ein Weinglas mit Rotwein.
Een wijnglas met rode wijn.
  • Wein·glas
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Wein en Glas
enkelvoud meervoud
nominatief das Weinglas die Weingläser
genitief des Weinglases der Weingläser
datief dem Weinglas den Weingläsern
accusatief das Weinglas die Weingläser

Weinglas, o

  1. wijnglas
    «Die Wahl ihres Weinglases hat einen großen Einfluss auf den Geschmack.»
    De keuze van je wijnglas heeft enorm veel invloed op de smaak.