• To·des·ur·sa·che
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Tod en Ursache met het invoegsel -es- en met het voorvoegsel ur-
enkelvoud meervoud
nominatief die Todesursache die Todesursachen
genitief der Todesursache der Todesursachen
datief der Todesursache den Todesursachen
accusatief die Todesursache die Todesursachen

Todesursache, v

  1. doodsoorzaak
    «Der Arzt stellte als Todesursache Gasvergiftung fest.»
    De arts stelde vast dat de doodsoorzaak gasvergiftiging was.