Ein Taschenkalender
Een zakagenda
  • Ta·schen·ka·len·der
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Tasche en Kalender met het invoegsel -n-
enkelvoud meervoud
nominatief der Taschenkalender die Taschenkalender
genitief des Taschenkalenders der Taschenkalender
datief dem Taschenkalender den Taschenkalendern
accusatief den Taschenkalender die Taschenkalender

Taschenkalender, m

  1. zakagenda