Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • Spaan·se mar·griet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Spaanse margriet Spaanse margrieten
verkleinwoord Spaans margrietje Spaanse margrietjes

Zelfstandig naamwoord

de Spaanse margrietv / m

  1. (bloemplanten) Osteospermum ecklonis   een uit Zuid-Afrika afkomstige plant
     De bloemen van de Spaanse margriet bloeien van juni tot en met oktober, in zo'n dertig kleuren. Je ziet de plant meestal bloeien in het wit, geel, okergeel, oranje, rood, roze, lila, paars of in meerdere kleuren.[1]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   “SPAANSE MARGRIET Spaanse margriet, de ultieme zonaanbidder”, Mooi wat planten doen