Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schpass
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schpass der Schpass
datief me Schpass em Schpass
accusatief en Schpass der Schpass

Zelfstandig naamwoord

Schpass, m

  1. plezier
    «Danse macht Schpass un is aa gsund.»
    Dansen maakt plezier en iss ook gezond.
Schrijfwijzen
Opmerkingen