• Schies·se·rei
  • Afleiding van de stam van het Pennsylvania-Duitse werkwoord schiesse met het achtervoegsel -erei
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schiesserei die Schiesserei
datief re Schiesserei der Schiesserei
accusatief en Schiesserei die Schiesserei

Schiesserei, v

  1. schietpartij