• Oc·ci·ta·ni·er
enkelvoud meervoud
naamwoord Occitaniër Occitaniërs
verkleinwoord - -

de Occitaniërm

  1. (demoniem) iemand uit het zuiden van Frankrijk, waar de Romaanse invloed sterker is
    • Ook Bajuwarië, dat volgens een vage, bombrieven versturende actiegroep in Oostenrijk zou moeten worden gevormd uit Beieren en een deel van Oostenrijk, kan volgens Smith nooit bestaan. “Misschien dat de bewoners in die streek wel allemaal afstammen van de Bajuwaren. Maar er is geen living link met dat zesde-eeuwse verleden. Om diezelfde reden hebben de Catalanen en de Basken in Spanje meer recht van spreken dan de Occitaniërs in Frankrijk - ook al hebben die een eigen taal - of de Northumberlanders in Engeland.” [1]