• Mi·nutt
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Minutt die Minutt Minudde die Minudde
datief re Minutt der Minutt Minudde de Minudde
accusatief en Minutt die Minutt Minudde die Minudde
  • Afkomstig van het Duitse woord  Minute zn , dat van het Latijnse woord  minuta zn 

Minutt, v

  1. (tijdrekening) minuut
    «Die Lobsters waare im Kiehler (lewendig) un en Mann hot mei Lobster graad in heesem Seewasser gschteckt. Nooch baut 15 Minutte waar er faddich. Ich muss saage, sell waar der beschde Lobster der ich in meim Lewe gesse hab.»[1]
    De kreeften lagen in de koelkast (levend) en een man legde mijn kreeft dadelijk in heet zeewater. Het duurde ongeveer 15 minuten om te voltooien. Ik moet zeggen dat dit de beste kreeft was die ik in mijn leven heb gegeten.
  1.   Weblink bron
    Doug Madenford
    “En Rees nooch Kanada!”, Blog (20 juli 2009), PA Dutch 101 Alles was mer fer Pennsylvaanisch Deitsch braucht!