Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Meil
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Meil die Meil Meile die Meile
datief re Meil der Meil Meile de Meile
accusatief en Meil die Meil Meile die Meile

Zelfstandig naamwoord

Meil, v

  1. (eenheid) mijl
    «Meinre Mudder ihre Eldere hen yuscht ee Meil vun uns gewuhnt.»
    Mijn moeder haar ouders hebben slechts één mijl van ons weg gewoond.
Afgeleide begrippen
Opmerkingen