Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Maag·den·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Maagdenburger Maagdenburgers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

Maagdenburger

  1. (demoniem) een inwoner van Maagdenburg, stad in Duitsland, of iemand afkomstig hiervan
Verwante begrippen
stellend
onverbogen Maagdenburger
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

Maagdenburger

  1. van deze stad
    • Hebt u wel eens van de Maagdenburger halve bollen gehoord? 

Gangbaarheid