Kloosterburen
Nederlands
demoniem | |
---|---|
inwoner | Kloosterbuurder |
mannelijke inwoner | Kloosterbuurder |
vrouwelijke inwoner | Kloosterbuurse |
bijvoeglijk | Kloosterbuurs Kloosterbuurder |
Uitspraak
- Geluid: Kloosterburen (hulp, bestand)
- IPA: / ˌklostərˈbyrə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- Kloos·ter·bu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands Cloosterburen, aangetroffen vanaf 1458; op te vatten als samenstelling van klooster zn en buren zn , een verwijzing naar de twee kloosters die hier vroeger waren [1]
Eigennaam
Kloosterburen o
- (toponiem) dorp in de gemeente Het Hogeland in de Nederlandse provincie Groningen, dat hoofdplaats van een gelijknamige gemeente was
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'Kloosterburen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.