Kenaäniet
- Ke·na·ä·niet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Kenaäniet | Kenaänieten |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) lid van (een overheersende groep van) de oorspronkelijke bevolking van Kanaän-2 (71×: Gen. 10:18 +, Ex. 3:8 +, Num. 13:29 +, Deut. 1:7 +, Joz. 3:10 +, Recht. 1:1 +, 2 Sam. 24:7, 1 Kon. 9:16, Ez. 16:3, Ob. 20, Zach. 14:21, Ezra 9:1, Neh. 9:8)
- Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Kanaäniet
- Het woord 'Kenaäniet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.