Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ja·mai·caan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Jamaicaan Jamaicanen
verkleinwoord Jamaicaantje Jamaicaantjes

Zelfstandig naamwoord

de Jamaicaanm

  1. (demoniem) een inwoner van Jamaica, of iemand afkomstig uit Jamaica
Verwante begrippen

Gangbaarheid