• Him·beer·si·rup
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Himbeere met verval van de achterste 'e' en Sirup
enkelvoud meervoud
nominatief der Himbeersirup die Himbeersirupe
die Himbeersirups
genitief des Himbeersirups der Himbeersirupe
der Himbeersirups
datief dem Himbeersirup den Himbeersirupen
den Himbeersirups
accusatief den Himbeersirup die Himbeersirupe
die Himbeersirups

Himbeersirup, m

  1. (drinken) frambozensiroop
    «Himbeersirup wird mit kaltem Wasser verdünnt.»
    Frambozensiroop wordt met koud water verdund