• Ess-·Sa·che
  • Samenstelling van de woordstam 'ess' van het Pennsylvania-Duitse werkwoord esse, één liggend streepje en het Pennsylvania-Duitse zelfstandige naamwoord Sache, mv
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - Ess-Sache die Ess-Sache
datief - - Ess-Sache de Ess-Sache
accusatief - - Ess-Sache die Ess-Sache

Ess-Sache, mv

  1. (voeding) etenswaren, spijzen